De energie die windmolens op zee opwekken, wordt via een transformatorplatform op zee getransporteerd naar de kust. Omdat er steeds meer windmolens komen, groeit ook het aantal transformatorplatformen gestaag. Dat betekent dat Rijkswaterstaat op die platformen steeds meer data kan verzamelen over wat er zich op de Noordzee afspeelt. Die informatie is enerzijds interessant voor biologen: welke vogels vliegen er in de buurt van windmolenparken en op welke hoogte? Hoe is het gesteld met de watertemperatuur en -kwaliteit? En anderzijds voor alle partijen die betrokken zijn bij het scheepvaartverkeer: welke schepen varen welke routes? Hoe staat het met de stroming en golfhoogte? Hoe vaak komt het voor dat een schip te dicht langs de windmolens vaart? En op welke plekken gebeurt dat?

Meten is weten, maar ook ontzettend complex

We meten dit alles met radars en andere sensoren. Het doen van die metingen is echter ontzettend complex. Een hele kleine installatiefout kan er al toe leiden dat je de verkeerde gegevens verzamelt. Die informatie is dan niet alleen waardeloos, het kan er ook toe leiden dat partijen verkeerde beslissingen nemen. Het is daarom belangrijk om van tevoren goed te testen of je wel meet wat je denkt te gaan meten.

Sander Mol

Testen in vijf fases

Dat testen begint al in de fabriek waar de windmolenplatformen worden gemaakt. Nog voordat het platform wordt opgeleverd, test het team van Salves ter plekke of alle sensoren goed zijn aangesloten en of alles werkt zoals zou moeten. Daarvoor reizen we de hele wereld over, want veel van de fabrieken staan in het (verre) buitenland. We komen bijvoorbeeld net terug uit Dubai.

Daarna bouwen we de bewuste installatie na in Stellendam, een locatie aan de wal. Daar testen we of alle sensoren die boven water functioneren, hun werk goed doen. De meest complexe zijn de radars. Er komt veel bij kijken om een radarsignaal juist te interpreteren en juist weer te geven op een scherm. In Stellendam kunnen we gedeeltelijk al zien of dat goed gaat.

De goedgekeurde opstelling controleren we daarna technisch op de werf. Daar kijken we: hebben we stroom? Is alles veilig aangelegd? Et cetera. Voordat we de laatste stap zetten, de acceptatietest op zee, testen we in de haven alles nog één keer goed door. En daarna gaan we de zee op voor enkele testen die meerdere dagen duren.

Testen op zee

We hoeven niet uit te leggen dat de testen op zee hele dure dagen zijn: de huur van een helikopter of boot; de overnachtingen in het hotelschip op zee. Juist daarom is het zo belangrijk om alles wat je vooraf al kunt testen, ook vooraf te doen.

De allerlaatste stap is het huren van enkele grote en kleine schepen om door het windpark te varen, zodat we heel exact kunnen zien of het radarsignaal goed op het scherm wordt weergegeven. Deze vaartest wordt minutieus voorbereid, zodat we in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk informatie kunnen vergaren. Deze test is het duurst van allemaal, maar levert erg waardevolle informatie op.

Samen werken aan veilige, schone en diervriendelijke Noordzee

Op basis van de testbevindingen geeft Rijkswaterstaat uiteindelijk de installatie vrij. Want pas als we zeker weten dat we meten wat we willen meten, kan Rijkswaterstaat deze data delen met haar ketenpartners. Zo werkt Salves samen met haar opdrachtgever aan een veilige, schone en diervriendelijke Noordzee.